Latijn als hefboom voor anderstaligen

Jolien Janssis

 In de discussie over het nut van Latijn in het secundair onderwijs spelen fervente tegenstanders vaak het ‘elitaire’ karakter van ons schoolvak als negatief argument uit. In de huidige maatschappij, waarin we streven naar gelijke onderwijskansen voor iedereen en af willen van het beruchte watervalsysteem, zijn ‘elite’ en ‘elitair’ lelijke woorden geworden. Net omdat ons vak veelal in één adem met dergelijke stigmatiserende termen genoemd wordt, lijkt Latijn zijn plaats binnen ons onderwijslandschap stilaan kwijt te spelen. Misschien hebben we als leerkrachten oude talen daar wel voor een stuk aan meegewerkt. Verwachten we niet allemaal slimme, taalvaardige, goed presterende leerlingen in onze klas? Zijn het niet nagenoeg uitsluitend de bollebozen uit de lagere school die in de richting van Latijn georiënteerd worden?

Toch ben ik van mening dat Latijn veel meer is en kan zijn dan een vak voor de topleerlingen. Ik geef al vier jaar les in GO! middenschool Ter Beuke in Kessel-Lo. Een aanzienlijk deel van onze leerlingen heeft een andere thuistaal dan het Nederlands. Als kleinschalige school staan we bekend om onze brede basiszorg: we willen een school zijn die het beste uit élke leerling wil halen. Met de opstart van OKAN-onderwijs is onze leerlingenpopulatie zelfs nog complexer geworden. Als jonge leerkracht was dit voormij zeker niet makkelijk, en de eerste twee schooljaren heb ik vooral moeten ‘zoeken’: zoeken naar de manier waarop ik mijn leerlingen optimaal kon ondersteunen, zoeken naar de manier waarop ik mijn vak voor een heel divers publiek relevant kon maken, zoeken naar de manier waarop ik voldoende taalsteun in mijn lessen kon integreren om anderstalige leerlingen het nodige duwtje in de rug te geven en – vooral ook – zoeken naar mijn eigen identiteit als leraar. Vandaag kan ik zeggen dat ik de ‘leer-kracht’ in mezelf gevonden heb. Doordat ik van mijn directie de kans kreeg ervaring op te doen binnen het domein van Gelijke Onderwijskansen, taalbeleid, leerbegeleiding en OKAN is mijn visie op Latijn veranderd en misschien wel gemoderniseerd.

Ik houd van mijn diverse klassen. Terwijl ik vroeger al eens durfde te zeggen ‘dat is toch geen Latijnse’, koester ik nu enorm veel respect voor elk individu in mijn klas met zijn eigen culturele en talige bagage. Het multiculturele karakter van mijn klassen biedt een enorme meerwaarde en maakt dat Latijn daar, vandaag meer dan ooit, relevant is.

Latijn biedt inderdaad op vele vlakken een meerwaarde voor leerlingen die een andere thuistaal dan het Nederlands hebben. Zo verwerven ze tijdens de lessen Latijn heel wat woordenschat die ze in het dagelijkse leven misschien niet meteen ontmoeten of gebruiken. In de taal die de jongeren onderling spreken, zullen ze begrippen als ‘akker’, ‘buit’ of ‘deugd’ misschien nooit verwerven. Daarnaast is er tijdens de les Latijn ook ruimte om expliciet aandacht te besteden aan woordvorming en etymologie. De vaardigheden die de leerlingen zo opdoen, kunnen ze ook in andere vakken met zich meenemen en met vrucht aanwenden. Het geeft trouwens heel veel voldoening wanneer een leerling in de les Latijn een woordje uit zijn of haar eigen taal herkent. Zo is ‘muis’ in het Nepali ‘mousa’. Dit lijkt wel heel veel op het Latijnse ‘mus’, nietwaar? Als ik er in de klas dan nog bij vertel dat heel wat talen eenzelfde moeder hebben, zie je de oogjes van de leerlingen glinsteren. Hun anderstaligheid maakt hen niet ‘anders’, integendeel: we blijken allen eenzelfde identiteit met elkaar te delen.

Ook op het vlak van taalbeschouwing is Latijn voordelig voor anderstalige jongeren. In tijden waarin talen meer dan ooit gezien worden als praktische gebruiksmiddelen en communicatie binnen levensechte situaties zowat het enige doel van goed taalonderwijs is geworden, krijgen de leerlingen tijdens de lessen Latijn echt de kans om aan taalbeschouwing te doen. Dit vergt uiteraard een extra inspanning van de leerkracht Latijn. Voor elk taalkundig onderwerp dat in de les aan bod komt, maak ik extra blaadjes waarin ik vertrek van het Nederlands om vandaaruit naar het Latijn door te stoten. In een OKAN-klas leren de leerlingen wel de OVT, maar tijdens de lessen Latijn over het imperfectum staan we echt stil bij de vraag wat we met ‘onvoltooid’ precies bedoelen. Hiermee pleit ik niet voor een oudetalenonderwijs dat exclusief in dienst van het Nederlands staat; ik wil alleen maar zeggen dat ook leerlingen met een beperktere kennis van het Nederlands voordeel kunnen halen uit de lessen Latijn.

Op het vlak van cultuur leer ik elke dag bij van mijn leerlingen. Ik kan hun wel vertellen hoe de Romeinen leefden en welke specifieke gewoontes ze erop nahielden, maar de inbreng die zíj in deze lessen hebben, is oneindig veel belangrijker. Wanneer ik over het forum of het dagelijkse leven in Rome vertel, en leerlingen dingen zeggen als ‘wow, mevrouw, precies de markt in Marokko’, dan weet ik dat zij de inhoud van mijn les echt begrepen hebben en er zelfs over gereflecteerd hebben. Mijn culturele bagage (en meteen die van de hele klas) is hierdoor een stuk groter geworden. Wist je bijvoorbeeld dat de huwelijksceremonie in Nepal heel veel gelijkenissen met het Romeinse huwelijk vertoont? Door de leerlingen een eigen inbreng te geven bied je hun ook spreekkansen en laat je hen – alweer – inzien  dat we eigenlijk allemaal een gezamenlijke (Indo-Europese) identiteit hebben.

Anderstaligen in de klas: een hindernis? Ik ga niet ontkennen dat heterogeniteit soms moeilijkheden met zich meebrengt, maar als je deze leerlingen meekrijgt, levert dat een zeer grote verrijking voor je lessen én voor het cultureel bewustzijn van alle leerlingen op. Rome lijkt zo niet langer duizenden jaren van ons verwijderd te zijn, maar verder te leven in het hier en nu. Differentiatie is meer dan ooit belangrijk, niet alleen voor anderstaligen, maar ook voor kinderen met een leerstoornis, kinderen met een leervoorsprong of een leerachterstand,… Als we met ons vak relevant willen blijven, zullen we ook op die uitdagingen een gepast antwoord moeten vinden. Ik ben er alvast van overtuigd dat Latijn een taal voor iedereen is. Iedereen begint van nul bij het verwerven van de taal. Wat van belang is, is een didactiek waarbij ‘zorg’ centraal staat. Het credo van mijn school luidt: ‘de middenschool waar jouw talent blijft groeien’. Uit eigen ervaring weet ik intussen dat mijn lessen Latijn actief aan de realisatie van dat motto bijdragen. Mits interesse en een basistaalvaardigheid kan Latijn bij iedereen, ongeacht zijn of haar maatschappelijk profiel, krachtige succeservaringen creëren.

Mijn tip: durf als leerkracht Latijn verder te kijken dan je neus lang is. Experimenteer met werkvormen, weet dat talige ondersteuning soms weinig extra inspanning vraagt (bijvoorbeeld het gebruik van pictogrammen, ondersteunende presentaties in PowerPoint of Prezi, leerlingen gebruik laten maken van een woordenboek,…). Ik heb het onnoemelijke geluk gehad een directie te hebben gevonden die mij van de oudheid naar de eenentwintigste eeuw getrokken heeft om me vervolgens met tonnen bagage opnieuw naar de oudheid te katapulteren. We zijn het aan onze leerlingen verschuldigd regelmatig een zelfkritische introspectie toe te passen en te werken aan een visie op ons vak waarin brede basiszorg een vanzelfsprekendheid is. Leerlingen zijn meer dan hun thuistaal of hun sticordi-maatregelen. Ik heb afgeleerd te denken in termen van ‘zwakke’ en ‘sterke’ leerlingen: in mijn lessen staat het proces dat de leerlingen doormaken centraal. Als leerkrachten zijn we spilfiguren binnen de zorg. Daarom is het onze taak een onderwijsaanbod uit te werken dat tegemoet komt aan de diverse noden, achtergronden en interesses van onze leerlingen. Van ál onze leerlingen, ongeacht hun talige of culturele achtergrond.

OKAN-coördinator GO! Middenschool Ter Beuke, Kessel-Lo

(reageren kan ook via: jolienjanssis@hotmail.com)